dinsdag 23 juni 2015

Dag 88: Fonfría - Samos (18,5 km - 2134,1 km)

Het ontbijt in de herberg in Fonfría is goed. Drie grote dikke sneden geroosterd brood met boter en confituur en thee. Ik loop al enkele dagen langs kleine dorpen waar nauwelijks winkels zijn, dus zit ik volledig door mijn voorraad, rest mij nog één banaan en een half pakje nootjes. Ik zit zelfs zonder chocolade wat heel uitzonderlijk is. Wat mij betreft is de hele herberg meer dan in orde. Goede bedden, niet te kort bij elkaar,  voldoende sanitair, mooie zitruimte, lekkere maaltijd, vriendelijke mensen, van mij krijgt deze herberg een 8 op 10. Vandaag doe ik weer een korte etappe (18,5 km), naar Samos, een dorp dat eigenlijk niet op de route ligt, maar omwille van een oud Benediktijnerklooster de omweg waard is. De omgeving is in een dikke mist gehuld wanneer ik om 7u20 vertrek, ik zie ongeveer 30 meter voor mij uit.







 Het pad gaat geleidelijk bergaf, wij dalen van goed 1.200 meter naar Triacastela dat op 670 meter hoogte ligt. In het dorpje Biduedo staat nog een mooi Romaans kerkje.













Wat verderop kom ik in een oud boerendorpje, Ramil, waar een eeuwenoude kastanjelaar het beeld van de dag vormt.







 De wegeltjes in de dorpen liggen vol koeienmest van de dagelijkse passage van deze beestjes naar de weide. In Fonfría zag ik dit schouwspel ook enkele keren. De straatjes worden hier nooit opgekuist, dus als het een tijdje niet geregend heeft ligt hier een dikke laag mest. Ik moet er niet aan denken hoe het er hier bij ligt als het pas geregend heeft. Geen ontkomen aan, je moet er door. Voor ik het goed weet ben ik door Triacastela, ik dacht dat dit dorp, of is het stadje, groter was. Hier kan ik even langs de geldautomaat passeren, want ook dat werd hoog tijd. Aan de uitgang van het stadje moet je een keuze maken: ofwel rechtstreeks naar Sarria, ofwel langs Samos. Ik kies voor de tweede optie, en ik zal mij dit niet beklagen.






















 De weg loopt naast het riviertje de rio Oribio, in een mini-gorge, de vallei van Samos binnen. De eerste kilometers gaan nog via de autoweg, maar vanaf San Cristobo gaat het de natuur in. Dit traject doet mij echt terugdenken aan de mooie paden langs de kleine dorpjes in Frankrijk. Spijtig genoeg krijg ik wegens de mist niet alles te zien. De dorpjes zijn zo uit een ver verleden weggeplukt. Boeren en oude mensen, dit zijn de mensen die hier wonen en werken. Oude huizen met stevige leien daken kunstig in elkaar gevlochten, smalle straatjes niet eens geasfalteerd, mooie piepkleine kerkjes, weides met drie of vier koeien, en hier en daar een hooiland. Ik denk dat het leven hier keihard is. San Cristobo, Lusio, Renche, Lastires en  San Martino zijn de mooie namen van deze dorpjes.









 In Lastires is men blijkbaar niet opgezet met de doortocht van de vele pelgrims. De omgeving hangt vol met verbodsplaten, zoals verboden te zwemmen, verboden te kamperen of verboden op het muurtje te zitten. Een grapjas heeft de bordjes wat bijgeschilderd zodat zij een andere betekenis krijgen.






 Samos ligt diep in de vallei verscholen. Daar waar kathedralen bijna altijd op een heuvel staan, ligt dit klooster goed verborgen tussen de bossen in de vallei. Ik hoor al van ver de klokken elk kwartier luiden, maar het klooster is slechts vanop de laatste honderden meters te zien.




















 Ik ben te vroeg om in te checken in de herberg en ga eerst het klooster bezoeken. Om 11u30 start er een gegidste rondleiding (in het Engels). De eerste grondvesten van het klooster dateren van de VI-de eeuw maar het eigenlijke klooster werd pas veel later opgebouwd. Eigenlijk was dit klooster een van de eerste opvanghuizen voor pelgrims op de weg naar Compistela. Vandaag verblijven hier nog 11 Benediktijnermonniken in dit immense gebouw.


































De herberg van het klooster vind ik niet veel soeps, één donkere zaal met 50 bedden heel dicht bij elkaar, er is ook geen keuken. Ik check in in de albergue Val de Samos (9€). Deze herberg is kleiner, er is meer ruimte op de slaapkamer, de sanitaire installatie is vrij nieuw en er is een keuken. Vandaag kook ik mijn eigen potje en vul ik mijn voorraad weer aan. Mijn rugzak zal weer wat meer wegen morgen. Deze avond (19.30) ben ik naar de gezongen vespers en naar de mis geweest, altijd weer een intense ontmoeting tussen de pelgrims die je ondertussen kent. Morgen nog een derde korte etappe tot iets voorbij Sarria, het 100 kilometerpunt. Vanaf hier moet je minstens twee stempels per dag in je boekje hebben om het hoogste getuigschrift te verkrijgen in Compostela. Mijn eerste stempelboekje is zo goed als vol zodat ik vanaf Sarria aan mijn tweede boekje kan beginnen. Op mijn teller staan nu nog maar zes stapdagen, het begint serieus te korten...


3 opmerkingen:

  1. Jan,dit was weer een prachtdag: rijk aan mooie natuur,kleine dorpjes maar het mooist van al vond ik toch de abdij: dit was het ommetje meeeeeer dan waard.Schitterend!
    Het begint inderdaad te korten en je zal zeker met gemengde gevoelens uitkijken naar Compostella,het "eindpunt" van je pelgrimstocht.van ons krijg je nu al de hoogste kwoering!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Jan,dit was weer een prachtdag: rijk aan mooie natuur,kleine dorpjes maar het mooist van al vond ik toch de abdij: dit was het ommetje meeeeeer dan waard.Schitterend!
    Het begint inderdaad te korten en je zal zeker met gemengde gevoelens uitkijken naar Compostella,het "eindpunt" van je pelgrimstocht.van ons krijg je nu al de hoogste kwoering!

    BeantwoordenVerwijderen
  3. De laatste 100 kilometers, je kan beginnen aftellen. We kunnen enkel maar bewondering hebben voor je doorzettingsvermogen en moed om deze tocht tot een goed einde te brengen. Respect Jan!

    BeantwoordenVerwijderen